Ambras in de Action

 
ambras_in_de_action_hazmat_suit.jpg
 

Nu we allemaal terug wat meer buitenkomen wordt het pijnlijk duidelijk dat de gemiddelde Vlaming geen fluit begrijpt van wat hij nu eigenlijk nog mag, moet en vooral niet moet doen. Dat ligt mogelijk aan het feit dat de regels voor scholen alleen al op een gemiddelde dag vijf keer veranderen. Geen mens weet nog naar wie hij moet luisteren. Is het Weyts of Vlieghe? Van Ranst of De Block? En zij die het wel weten en het woord van Wilmès als wet aanvaarden, snappen dan weer geen jota van de woorden waarmee onze premier elke persconferentie opnieuw Nederlandse zinnen bij elkaar probeert te MacGyveren. Dat alles maakt dat Jan met de Pet en Josfin met de Voorschoot vandaag ofwel extreem laks ofwel overdreven rigide zijn in het naleven van de regeltjes.

Het bewijs daarvan zag ik deze week nog met eigen ogen aan de kassa van de Action in Aarschot. Voor ik je kwijt ben: ja, ik weet wat je denkt. 'Een steekproef doen van de mentale capaciteit van de Vlaamse medemens? In de Action? Van Aarschot?!' Ik geef toe dat dat vergelijkbaar is met een chimpansee de bouwplannen van de Burj Khalifa geven en teleurgesteld zijn wanneer je een week later alleen een lachende aap in een betonmolen ziet schijten. Doch, geef de Aarschotse Actionbezoeker wat krediet. Toch zeker de jonge vrouw die proper gehandschoend en gemondmaskerd voor mij stond en volkomen onschuldig haar eigen business aan het minden was.

Ondanks die voorzorgen vond de opgetutte regelnicht vóór haar dat de jongedame zelfs met een winkelkarlengte tussen hen in toch nog te dicht stond. Dat weet ik omdat ze bijna riep: 'Zo'n kar is geen anderhalve meter, hè! Je zou nu toch denken dat jullie het na zoveel weken wel snapten.' De niemand besmettende dertiger werd uit haar dagdroom gerukt en stond er sprakeloos bij, verwonderd over hoe ze deze vrouw in stilstand toch nog spreekwoordelijk tegen haar kar gereden had.

De oplettende lezer heeft al even door dat dit verhaal niet helemaal klopt, omdat ik natuurlijk te rijk ben om in de Action te winkelen. Het was in werkelijkheid aan de kassa van de Carrefour, waar deze kortpittig geknipte dwarsligger duidelijk niet doorhad dat je door luid, geënerveerd te roepen veel meer speekseldruppeltjes en gevaar de wereld instuurt dan iemand die zwijgend met een mondmasker op een volledig winkelwagentje achter je staat te wachten.

Mijn voorbuur opperde beleefder dan nodig dat ze geen recht van spreken had door zo op 50 cm van de kassierster te staan roepen zonder mondmasker op. Maar de karkankeraar bleef tekeergaan. Op den duur was ik zelf zo koleirig – er is niets dat me kwader maakt dan onrecht tegen jonge, aantrekkelijke vrouwen – dat ik riep: ‘Wat is dat hier, zeg? Stop eens met ruzie zoeken, speekselsproeiende coronafontein. Moest de dame voor mij niet zo knap, welriekend en nuchter zijn, zou ik denken dat ik hier in de Action stond!’ Of iemand me verstaan heeft is me nog altijd niet duidelijk, want ik winkel vandaag nog uitsluitend in een hazmatpak. Hoe dan ook hoepelde de afstandspolitie vloekend op, waarna de gemondmaskerde schone en ik al snel beslisten bubbels te vermengen om tot in de vroege uurtjes elkaars huidhonger meerdere malen te stillen.

Bij deze dus een tip voor onze regering wanneer binnenkort de tweede golf van het virus onze planeet overspoelt: als je wil dat iedereen de regels naleeft, zonder overdrijvers enerzijds en onverschilligen anderzijds, gebruik dan eenduidige communicatie, straf politiekers af die solo rijden – ik kijk naar niemand, Ben – en probeer ervoor te zorgen dat we bij versoepelingen geen master in de wiskunde moeten hebben om te achterhalen hoeveel personen we in onze bubbel kunnen toevoegen als die ook nog meer dan 0 andere familieleden of vrienden willen zien.

Huidhonger

 
huidhonger_muis.jpg
 

Ik pak er niet graag mee uit, zeker niet nu ze zich alle drie in de annalen (gaaay!) der Bekende Vlamingschap hebben laten optekenen, maar het is zo dat Marc Van Ranst, Erika Vlieghe en Steven Van Gucht al jaren goede makkers van me zijn. En wat dan nog, denk je nu. Zo’n saaie expertjes, daar beleef je toch in geen honderd jaar wat noemenswaardigs mee. Het wildste wat die al gedaan hebben is een boek te laat binnenbrengen in de bib. In dat geval kan ik alleen maar zeggen dat jij duidelijk de Ranstbeer, Vliegerke en de Van Gucht niet kent zoals ik.

Marcus Auransius, Homo Sapiens Sapiens Sapiens Vanransticus (gaaay!), Maurice Van Ranzigem ... Vlaanderens meest geliefde virusvirtuoos verwierf al vele bijnamen tijdens onze vriendschap. De heerser slaagt er dan ook in om zichzelf om de paar jaar volledig heruit te vinden én te excelleren in alles waar hij z’n zinnen op zet. Zo leerde ik hem kennen in '98 toen hij McBlaffy, onze hond, een beurt gaf in De Woeffalize, zijn razend populaire hondenkapsalon in Houffalize. Amper 2 jaar later stond ik in de tribunes te applaudisseren toen hij het Belgisch Kampioenschap Ritmische Gymnastiek verpúlverde met zijn Titanic-act. Daarna trok hij naar Zweden om er de eerste vegan slagerij van Europa te openen. En ook nu weer gaat hij – excuses – viraal met zijn carrière als viroloog. De Ranstbeer is de Beyoncé van België en mag daar trots op zijn.

Maar Erika is me der ook eentje, hoor. Weinig mensen herinneren het zich nog, maar onze Chef Experts deed al eerder een worp naar de bekendheid toen ze in 2003 met haar partner Jordy deelnam aan Temptation Island. Vanaf dag 1 hadden de mannelijke verleiders hun pijlen gericht op de charismatische Erika, maar dat was buiten haar Bijbelse loyaliteit gerekend. Elke avond lagen de roofdieren geduldig te wachten tot Vliegerke voldoende lazarus zou zijn om er diep onkuise dingen mee te doen. Een slimme tactiek, ware het niet dat Erika de lever heeft van een neushoorn en iedereen met gemak onder tafel zuipt. Nooit liet de crew meer helikopters met kisten Bacardi Breezer, Smirnoff Ice en Vodka Rouge aanrukken dan toen. En na een week werden de weinige verleiders die zich nog niet aan elkaar hadden vergrepen afgevoerd terwijl het teelvocht onophoudelijk uit hun ogen spoot.

Het andere eiland was andere koek. Tijdens de finale bleek dat de West-Vlaamse Jordy gewuun etwa onskuldig ‘ad lihh’n veuhel’n met alles van verleidsters tot resortpersoneel en cameraploeg toe. En zo werd Vliegerke op slag single en leerde ik haar kennen in de Carré, waar zij de laatste acte de présence van haar contract afrondde en waar ik en Flashdance Van Ranst destijds in een kooi stonden te dansen voor grof geld.

En dan is er nog het alfamannetje van ons kwartet. De Van Gucht is het type dat een café binnenkomt, na 20 minuten iedereen bij naam kent en voor de rest van de avond high fivend de polonaise trekt. En een macho dat het geen naam heeft. Als je tegen de Van Gucht zegt: wedden dat jij de eigenares van die D-cup haar nummer niet kan scoren voor middernacht, dan mag je er zeker van zijn dat hij ze om half elf in grand écart op z’n capot ligt suf te pompen terwijl haar minder knappe vriendin hem tussendoor gulzig van fellatio voorziet. Elke keer weer lachen we ons kreupel met Don Juan Van Gucci. Vliegerke vaak wat groener, omdat ze net als alle vrouwen in zijn omgeving vroeger nog iets met Steven gehad heeft.

Gisteren zaten we met vier in een Brusselse kroeg – privileges voor experten en hun vrienden, neem het mij niet kwalijk – aan een schuimende La Chouffe van ’t vat te lurken, wanneer de Van Gucht plots zegt: Godverdomme, mannen, huidhonger! Huidhonger dat ik heb tegenwoordig! Ik zweer het, op weg naar hier zag ik een twintigjarige in tennisoutfit voorbijlopen en voor ik het wist, had ik al geroepen: ‘Hey, sappig kutje! Kom maar trainen met de ballen van papa Gucci hier. Ik zie wel dat het handvat van je racket nog nat is, hoor. Kleine hoer!’ Erika schuifelt wat ongemakkelijk over haar stoel en giechelt. ‘Da’s perfect begrijpbaar, hè Steven,’ zegt Marc, ‘je moet je daar niet slecht over voelen. Zo'n goeie knuffel geven, mensen missen dat.’ ‘Ja, maar knuffelen is het niet’, antwoordt Steven. ‘Ik wil echt iemand hersendood penetreren. Gisteren kreeg ik een joekel van een stijve toen ik in het 7 uur journaal tegenover Martine Tanghe zat en haar druk in de weer zag met het scrolwiel van haar muis. En normaal walg ik van muizen. Die dingen zijn als Bobbejaanland voor bacterieën.’

Even is het stil, alsof iedereen de woorden van Steven wil laten bezinken. Tot de Ranstbeer dat vermoeden volledig van tafel veegt door een surreëel luide boer te laten. Erika verslikt zich bijna van het lachen en gaat er vervolgens over met een driedubbele knaller. De Van Gucht lijkt even teleurgesteld, maar de macho in hem neemt het al snel over en brengt dan een exemplaar ten berde dat de enkele beglazing van het café secondelang doet nadaveren. Ik laat met moeite een miniboertje, want ik ben geen fan van makkelijke, platvloerse humor en we lachen er allemaal om, al lees ik in de ogen van Steven dat hij zich afvraagt of z'n vrienden hem eigenlijk serieus nemen.

En zo zie je maar, onze experten zijn ook gewoon mensen zoals jij en ik. Het zijn schepsels die, naast de nadelen van de crisis die iedereen ervaart, permanent onder stress staan omdat ze knopen doorhakken die de dood van duizenden tot gevolg kunnen hebben. Denk daar alsjeblief even aan de volgende keer dat m'n kameraad Steven je wild gesticulerend uitnodigt om op z'n gezicht te komen zitten, omdat hij 'hetzelfde wil doen met jou als jij met dat smeltende ijsje in je hand'.

Fragment uit het Handboek voor de Nieuwe Wereld - Vijfde Druk

Welkom in de Nieuwe Wereld. Eerst en vooral: don't panic. Ja, het zal even wennen zijn. Wordt het even ongemakkelijk als de eedaflegging van koning Marc de Eerste toen die ongewild niesde in het gezicht van koning Filip? Dat niet. Maar je bent natuurlijk wel ondertussen al 5 jaar niet meer buiten geweest. Als aangewezen Verkenner van het Nieuwe Normaal voor het Grotere Goed in Teken van de Gewone Man, kan ik je echter zeggen dat er amper iets is veranderd. Alles komt goed, zeker als je je houdt aan deze 7 vuistregels.

Regel 1

Blijf kalm als je iemand ziet die met uitgestoken hand op je af komt. Dit is geen aanrander. Wel is het iemand die nog denkt in het BC-tijdperk, waarin mensen elkaar een hand gaven als begroeting. Sommigen drukten zelfs hun wang of – hou je vast – lippen op het gezicht van anderen. Ongepast? Absoluut. Maar vergeef het hen. Vóór dit alles herkende je deze soort aan hoe ze elk bedrag uitdrukten in frank in plaats van euro. Ze zijn ietwat irritant, maar verder volkomen ongevaarlijk.

Regel 2

Wanneer de hiervoor vernoemde persoon niet naar je hand, maar naar je mond reikt: vergeet regel 1. Je hebt hier wel degelijk te maken met een aanrander. Wenk in dat geval de StaySafeGuards. Zoals je weet is er altijd een TraceCam of TraceDrone op minder dan 10 meter van je verwijderd. Blijf kalm en denk aan de slogan van ons veiligheidsorgaan: 'Wij doen geen oog dicht, zodat jij dat wel kan!' Vergeet daarna geen positieve review te posten op de site van StaySafe. Je kan de tekst hiervoor makkelijk copy-pasten uit de mail die StaySafe je na het voorval stuurt. Goed om weten: sinds het mondmasker verplicht werd, ontwikkelden we al snel een mond-fetisj. Je borsten of vagina hoef je dus nooit meer te bedekken. Geen mens die er nog oog voor heeft.

Regel 3

Gekozen door het lot, verkozen door het volk. Stipt om 13.03 uur staat iedereen in België recht om het Overlevingslied ter ere van koning Marc I te zingen. 13.03 verwijst naar de datum waarop de wereld voorgoed veranderde, maar koning Marc als een deus ex machina onze redding bracht. Leve koning Marc! Die vorige zin is trouwens de nieuwe manier waarop mensen elkaar begroeten. Afscheid nemen doen we door driemaal 'StaySafe!' te declameren.

Regel 4

Toiletpapier is na 5 jaar nog steeds niet in stock en zal dat waarschijnlijk ook nooit meer komen. Je doet best zoals de rest van de bevolking en veegt je achterste af met waardeloos papier zoals Werchtertickets, Bongo-bonnen en kaartjes van cultuurcentra. Tenzij je een verzamelaar weet te strikken die een pak wil neertellen voor die antiekigheden. Letterlijk, want de meeste verzamelaars waren dat al bij de uitbraak in het jaar 0 en betalen daardoor ook nu nog in wc-rollen. Nu het loon van iedereen behalve de hogere klasse automatisch naar het schuldenfonds gestort wordt, komt wc-papier het dichtst bij cash geld zoals we dat vroeger kenden.

Regel 5

Na een snikhete zomer in het jaar 3 AC kwam er een enorme piek in besmettingen van COVID-19, COVID-19 8.2 en COVID-21 4.6. Dat zorgde ervoor dat StaySafe-CEO Jambon de doodstraf afkondigde voor barbecueën. Ik herinner me nog de protestborden met 'Jambon, nee! Hespenspek, ja!'. Een dag later leken alle betogers echter van de aardbol verdwenen te zijn.

Regel 6

Denk twee keer na voor je je in een onenightstand stort. Deze vrolijke activiteit van weleer mondt vandaag de dag sneller uit in een catastrofe dan dat je 'ik heb geen SOA's, hoor' kan uitspreken. De reden daarvoor is dat niet samenwonende mensen na seksueel contact verplicht 2 weken in de ruimte moeten blijven waar de daad plaatsvond. In de sensibilisering hierrond wordt nog vaak verwezen naar 'Het Printhokdrama van Proximus' en 'De Twingo-moord in Arendonk'. Random weetje: wist je dat het geboortecijfer in de Denderstreek de laatste jaren met 67 procent gedaald is?

Regel 7

De vorige regel geldt helaas ook voor ontmoetingen zoals kappersafspraken. Dat zorgde ervoor dat kappers jaarlijks niet meer dan 26 klanten kunnen bedienen. Daardoor stegen de prijzen exponentieel en haal je de miljonairs er op straat zo uit door hun perfecte, korte coupe. De rest van de bevolking draagt de haren lang. Zij die zich rijk willen voordoen knippen ze zelf, waardoor het hele Antwerpse Zuid er tegenwoordig bijloopt als Pico Coppens uit De Kampioenen. Een tv- en filmreeks die, net als de hele cast overigens, de uitbraak van COVID-22 niet heeft overleefd.

En zo eindigen we toch weer met een positieve noot. Zoals je ziet is er echt heel weinig veranderd aan de wereld zoals jij hem kende. Lees vooral verder en je zal merken dat dit handboek je 12 rollen toiletpapier dubbel en dik – want ik hou niet van eenlagig – echt waard is. Oh en, dat van die onbedekte borsten en vagina was een grapje. Ik begrijp nog altijd niet hoe ik dat in de eerste vier drukken van dit boek ergens vergeten te vermelden ben. Op avontuur nu, krijger! Leve koning Marc! StaySafe! StaySafe! StaySafe!

Brief aan de buitenkomers

Als je mij twee maand geleden had gezegd dat er een moment zou komen waarop de mensheid mijn bloeddruk nog harder de hoogte in zou jagen dan reeds het geval was, had ik je verteld dat dat onmogelijk was. Het begon nochtans allemaal zo schoon.

Toen de eerste paar longen het begaven in ziekenhuizen waarvan we ons de binnenkant voor de geest konden halen zonder camerabeelden, sijpelde het stilaan door tot in de meeste huiskamers, of er nu glazen wijn, blikken bier of flesjes River-cola op de salontafel stonden. Niemand zou onveranderd blijven door deze dreiging. Hoe contradictorisch ook, dit ding zou ons, door mensen weg te rukken, harder dan ooit verbinden met elkaar. Dus we hingen vlaggen uit voor de zorgverleners, die we hiervoor misschien nooit voldoende naar waarde geschat hadden. En we zetten beertjes voor ons raam om de kinderen, én – geef maar toe – volwassenen, toch even aan iets anders te laten denken. En een tijdje voelde het aan alsof het EK al begonnen was en we met 11 miljoen allemaal voor hetzelfde team supporterden.

Ik weet dat ik niet de makkelijkste mens ben om je rond te bewegen. Ik maak me druk om dingen die anderen niet opmerken. Ik erger mij kapot aan mensen die hun gsm niet op stil zetten, waardoor ik elke toetsaanslag, elke Instagramstory en elk binnenkomend bericht mee moet ondergaan. Ik stoor me mateloos aan mensen die de pijlen in de Colruyt niet volgen, maar doen alsof jíj hen de weg verspert. En ik wil mijn haar uittrekken elke avond wanneer dat nerveuze ventje op de trein de twee vrije stoelen voor me negeert en naast mij komt zitten – hij wordt misselijk van tegen de richting in te rijden – om dan z'n krant op het tafeltje vlak voor mij – míjn tafeltje, waar míjn iPad staat! – te leggen, vervolgens z'n dagelijkse stuk fruit – een overrijpe banaan – begint weg te smakken, tussendoor z'n zenuwtrekjes kucht, in zichzelf praat en mij minstens vijf keer per rit met z'n knie of elleboog aanraakt, ook nadat hij onhandig over mijn benen naar het vuilbakje heeft gereikt om er zo de stank van de bananenschil voor de rest van de reis in mijn neusgaten te parkeren. Misschien is dat de hoogsensitiviteit. Misschien mijn slechte concentratievermogen. Of misschien ben ik gewoon een onverdraagzame eikel. Mijn conclusie is dat andere mensen gewoon onnoemelijk irritant zijn.

Het was dan ook een verrassend aangename ervaring om eerst twee weken in quarantaine thuis te zitten en de dagen dat de griepsymptomen verzwakt waren, in alle rust te lezen, Netflixen en ongestoord introvert te kunnen zijn. Toen ik terug buiten mocht, leek ook de buitenwereld een vredigere plek dan dat ik me haar herinnerde. Motorgeluiden hadden plaatsgemaakt voor vogelgezang. Verkeerslichten aan het drukste kruispunt van de buurt veranderden van kleur zonder getuigen. Mensen wandelden en fietsten rond alsof de auto een futuristisch speeltje voor de allerrijksten was, wat, hoewel ik in Heist-op-den-Berg woon, ervoor toch anders was.

En dan begon het. Al snel bleek dat elke Belg een hiervoor nooit ontgonnen passie voor wandelen, lopen en fietsen in zich droeg. Ik wil niet weten hoeveel niet-essentiële verplaatsingen er de laatste weken bij mekaar 'gesport' zijn. We moeten allemaal in ons kot blijven en er was nog nooit zoveel volk op de been. Sweet, sweet irony. Maar goed, we moeten mentaal gezond blijven en fysieke inspanning kan dat alleen maar bevorderen. Tot daar ben ik akkoord.

Maar sommigen snappen het blijkbaar nog altijd niet. Zo leerde ik in de tijd uit m'n kot dat de 1,5-meter-afstandsregel blijkbaar niet geldt voor fietsers. Het maximum aantal dat in de broodjeszaak tegelijk binnen mag, telt niet voor die flapdrol die elke week z'n twee broodjes op voorhand bestelt. Met een ander koppel op je dakterras barbecueën mag, zolang je onze achterburen bent. Vorig weekend nog, wandelde ik langs een achtertuin waar zes mensen lustig aan het buurtfeesten waren, de glazen cava nog op tafel. Om maar te zwijgen van de vierkoppige groepjes wielrenners. Zelfs als ik rondkijk in m'n straat zie ik hier voordeuren vlotjes opengaan en mensen binnenlaten alsof het 2019 is. Als dat allemaal gezinnen zijn, is polygamie duidelijk een pak meer mainstream dan ik dacht.

Ik begrijp het, hoor. Het is niet fijn om je aan opgelegde regeltjes van wereldvreemde grootverdieners in kostuums of experten in V-halstruien te moeten houden. Zeker als we daarvoor moeten inboeten aan onze oh zo vanzelfsprekende vrijheden. Maar het gaat hier nog altijd létterlijk om levens. Kunnen we dus alsjeblief nog even doen alsof er een virus onder de mensen hangt dat al 7.500 slachtoffers eiste en dat opnieuw zal doen als wij te eigenzinnig zijn om onze dagdagelijkse futiliteiten ervoor te laten? Ik snap dat je 't niet voor mij doet. Maar doe het dan voor je ouders. Voor je grootouders. Voor je kinderen in het derde, vierde en vijfde leerjaar die hun vrienden ook de komende weken nog zullen blijven missen. Voor je kleinkinderen. Doe het voor de zorgverleners die al zeven weken hun leven op het spel zetten in de meest traumatische omstandigheden die ze ooit beleefden. Voor de koerier die jou tegenwoordig voorziet van zowat álles, en je de eerste week wc-papier bracht omdat elke winkelbezoeker permanente diarree verwachtte te krijgen. Doe het voor de horeca-uitbaters die kortademig worden als ze naar hun omzet en hun vaste kosten kijken. Doe het gewoon. Dan kunnen we binnenkort allemaal onze familie nog 'ns vastpakken. En dan kan ik mij terug dood ergeren aan dat nerveuze ventje op de trein, omdat er geen grotere, levensbedreigende problemen zijn om mij mee bezig te houden.

Kot-misselijk

 
IMG_0013.jpeg
 

Zullen we het voor de verandering nog eens over corona hebben? Voor hen die geen nieuws volgen, COVID-19 is dat griepje waarbij een paar weken geleden hoop en al een koppel gepensioneerden het leven zou laten, maar waarvoor de politie gisteren bruusk remmend je voortuin kwam omploegen omdat jij en je man er nietsvermoedend onder een parasol zaten te wiezen met tante Lizette en nonkel Fons. Dat tante Lizette het op een asociale dag al moeilijk heeft om zelfs maar 15 cm afstand te bewaren en dat nonkel Fons door een zenuwtrek om de 5 seconden hoest, waarbij hij ongelukkig genoeg vergeet z’n hand, elleboog of eender welk ander lichaamsdeel voor zijn mond te houden, maakte jullie zaak er natuurlijk niet sterker op bij de vrienden in blauw.

Het zijn rare tijden. En hoewel ik, een hoogsensitieve, sociaal gehandicapte introvert, het menselijk contact minder mis dan al die aperotime-gezelligheidsdieren die elke dag anxious as fuck hun 17 vaste FaceTime-gesprekken in de planning proberen te proppen, zijn er toch enkele dingen die ook mij ontbreken in dit ongeziene tijdperk.

Zo mis ik het bijvoorbeeld enorm om mensen in het gezicht te spuwen, een activiteit die ik voordien bijna dagelijks beoefende. Neem het van mij aan, een goed geplaatste rochel kan wonderen doen om je punt duidelijk te maken. Zo zette ik het onweerlegbare fluim-argument in wanneer de Brusselse barista zijn prijzen weer eens had verhoogd. Ik geef met plezier 11,30 euro aan een koffie, maar 11,40 euro, daar schraap ik mijn keel al eens voor. Hetzelfde wanneer de postbode mijn pakje een dag later dan gepland aflevert. In your face, lamzak! Twee keer als hij me ook nog eens vraagt of ik een pakje aan de buren kan geven. En – mijn speekselproductie gaat al in overdrive als ik er nog maar aan denk – telkens wanneer er een peuter met dat typische zelfingenomen smoeltje passeert omdat het zo’n stom kinderzonnebrilletje draagt.

Verder verlang ik met weemoed naar de eerste helft van het begrip vrije tijd. Vroeger vulde je die tijd in zoals jij het wou. Vandaag zorgt de sociale druk er echter voor dat je keuze beperkt is tot drie bezigheden. Ofwel probeer je bij te blijven en binge je zo snel mogelijk elke aflevering van elk seizoen van de 30 Netflixseries die je dagelijks langs alle kanten worden aangeraden. Want ja, ironisch genoeg zijn het bij deze apocalyps niet de wezens buiten, maar de gezonde binnenzitters die de zombies zijn.

Doe je dat Netflixen niet, zo vertellen de sociale media mij, dan kan het maar beter zijn omdat je aan het leren bent hoe je voor de kids een trampoline maakt van in mekaar gevlochten petflessen, twijgjes en paardenhaar. Self improvement, noemen ze dat. Ik dacht dat naar perfecte levens kijken op The Gram al zwaar was vóór de lockdown, vandaag krijg ik een plaatsvervangende burnout als ik zie hoe overdreven productief sommige mensen hun tijd invullen. Ik heb mezelf ondertussen dan ook maar de choreografie van elk M-Kids-nummer aangeleerd. Ik volgde het webinar What Women Want van Jeff Hoeyberghs. En ik verwijderde voor de eerste keer in m’n leven, met door YouTube geïnspireerde groene vingers, de planten die de hele zijgevel van ons huis hadden geclaimd. Oh en, omdat ook ik m’n steentje wil bijdragen, maakte ik voor de zorgverleners in m’n omgeving al enkele honderden mondmaskers uit klimop.

Als je ook met nieuwe dingen leren je dagen niet vult, dan gaan mensen zich pas écht vragen stellen. Je enige excuus is in dat geval – tenzij je je 17 videocalls aan het afwerken bent – de derde en laatste optie: dat je je dagelijks zó aan het murwsporten bent om er tegen de grote exit uit te zien alsof je je aan het voorbereiden bent geweest om de hoofdrol in Rundskop 2: Return of the Rundsballs te vertolken.

En dan hebben we ten slotte nog de negatieve impact op ons dagdagelijkse werkleven. Inderdaad, wat ik, net als iedereen, het hardst mis, is de seks met de collega’s. Zowat aan jezelf zitten tijdens de middagpauze en aan de webcam beloven dat je je vrouw binnenkort gaat verlaten, voelt toch niet helemaal hetzelfde aan als in real life. Echter, goede huisvaders als we zijn, bijten we op de tanden en houden we ons plichtsbewust aan de maatregelen. Enkel zo winnen we de strijd tegen dit verdomde virus en kunnen we binnenkort weer zoals voorheen op eender wie kruipen, zonder angst om er meer dan een paar levens mee te verwoesten. Sterk blijven is de boodschap, vrienden.

Verlegen piemels

 
verlegen_piemels_toiletten.jpg
 

‘Bij u wilt het ook niet komen precies, hè?’ zegt de man naast me, met wie ik al drie minuten een stilte deel die ongemakkelijker wordt met de seconde. Het is bijna onmogelijk om het je nog voor te stellen, maar er was een tijd dat mannen op openbare plaatsen 1 naar het toilet gingen en zo met twee of meer op nog geen meter van elkaar urinerend de ruimte vulden. Het was in de tijd dat we nog allemaal geld verdienden op een plek die we het werk 2 noemden. De dagen dat we elkaar nog in de ogen in plaats van in de camera keken. Dat we aten op de plaatsen waar je eten afhaalt. En dat we geflatteerd waren door de blik van mooie mensen op café 3 omdat we hen nog niet bekeken als huiveringwekkende, virusverstuivende moordmachines.

’Insinueer je dat ik naar hier kom omdat ik geil word van naast mannen met een ontblote penis te staan, ofzo?’
De man schrikt een beetje en verontschuldigt zich.
‘Dat was een grapje’, zeg ik. ‘Hans. Aangenaam. Ik zou je een hand willen geven, maar ja…’ 4
Het gezicht van de man ontspant zich. Ik zie hem glimlachen vanuit m’n ooghoek.
‘Marcel. Het genoegen is geheel aan mijn kant, Hans.’ zegt hij. ‘Zonder insinuaties.’
Ik grinnik. Ondertussen wachten onze urinoirs nog altijd geduldig op de eerste druppel.

‘Ik weet niet wat het pijnlijkst is, de stilte van hier naast elkaar te staan en als een vuile gluurder over te komen, of de pijn van m’n blaas die elk moment gaat exploderen van zo dringend te moeten.’ zeg ik.
‘Paruresis’, zegt Marcel.
‘Excuseer?’
‘Paruresis,’ herhaalt hij, ‘dat is de wetenschappelijke naam voor ons probleem hier, het niet kunnen plassen wanneer er iemand in uw buurt staat.’
‘Ha, dat wist ik niet,’ antwoord ik, terwijl ik naar een weetje zoek om terug te kaatsen. ‘Wist jij dat de manier waarop Elon Musk plast, naar het schijnt vergelijkbaar is met hoe water uit een brandslang spuit? Die is al aan het blussen nog voor hij z’n rits goed en wel open heeft. Time is money, zeker? Wel grappig dat iemand die uitstoot wil verminderen zelf zo’n stevige uitstoot heeft in de pisbak.’
Marcel draait z’n hoofd naar mij en antwoordt dan iets waaruit blijkt dat hij maar een flard gehoord heeft van wat ik net zei. ‘Ik heb mij al eens afgetrokken op Greta Thunberg, denkt gij dat dat mij een pedofiel maakt?’

Achter de muur, waar de vrouwentoiletten zich bevinden, wordt doorgespoeld. De watertank vult zichzelf langzaam terug aan en stopt dan abrupt om weer plaats te maken voor stilte. Bij ons is doortrekken nog lang niet aan de orde.

‘Zo een gemiste kans eigenlijk,’ zeg ik. ‘Ik had altijd gedacht dat ons probleem een leukere naam zou hebben.’
‘Zoals wat dan?’ vraagt m’n toiletgezel.
‘Plasangst. Of pisbang, ofzo.’
‘Of iets wetenschappelijker, met een Grieks woord erin,’ vult hij enthousiast aan. ‘Een contextafhankelijke zeikfobie!’
We beginnen allebei te lachen.
‘Wat dacht je van een verlegen piemel?’ vraag ik hem.
‘Een verlegen piemel. Hmm.’ Hij denkt er even over na en zegt dan ’Sorry meneer, ik sta hier echt niet omdat ik het geil vind dat u hier uw penis ontbloot. Ik heb gewoon een verlegen piemel.’ Hij knikt. ‘Daar zit wel iets in, Hans.’
‘Alles behalve druppels, duidelijk.’ antwoord ik droog.

Na 30 minuten vol verhalen van hoe Marcel lang geleden met z’n metalbandje nog een act had waarin hij zonder problemen voor heel het publiek op het podium stond te pissen, hoor ik naast mij een eerst bescheiden en dan steeds sterkere straal tegen het glazuur van het pissijn kletteren. En zoals dat meestal gaat, komt nog geen paar seconden later ook bij mij alles op gang.

Marcel staart naar het plafond, verlegt z’n lichaamsgewicht even naar z’n tippen, wiebelt met z’n heupen en zipt vervolgens z’n rits dicht.
‘Amai, dat deed deugd.’ sluit hij af. ‘Aangenaam kennismaken, verlegen piemel. Tot de volgende!'
‘Ik kijk ernaar uit!’ roep ik iets te enthousiast om geloofwaardig te zijn, voor de deur achter hem zachtjes terug in haar favoriete positie valt.

Terwijl ik alles proper afgeschud terug in m’n broek stop, bedenk ik me wat er net is gebeurd. Of beter, niet gebeurd. Disgusting, mompel ik in mezelf. Er gaat echt een ramp moeten plaatsvinden vooraleer iedereen z’n handen wast na een toiletbezoek.


  1. Plaatsen waar vroeger verschillende mensen in fysieke vorm samenkwamen om in gezelschap activiteiten te doen zoals sporten, drinken, naar artiesten op een podium kijken …

  2. Ook wel het bureau, het kantoor, de fabriek, het magazijn, de winkel …

  3. Een plek waar mensen bij elkaar kwamen en onder gedempt licht en aangename muziek alcoholische dranken nuttigden, om vaak veel dichter dan op 1,5 meter afstand van elkaar te eindigen.

  4. In die tijd schudden mensen elkaar de hand bij wijze van kennismaking of begroeting. Dit gebruik werd over het algemeen niet uitgevoerd wanneer men al een penis in de hand had.

53 bedenkingen tijdens mijn week in quarantaine

 
quarantaine_deur.JPG
 

Godverdomme. Je moet het die Klootzak wel geven dat Hij gevoel voor humor heeft. Moest ik in Hem geloven, alleszins. Soit, een paar weken nadat ik nog jaloers was op de marktwaarde van de eerste Belg met corona, belandde ik zelf een week in quarantaine met griepsymptomen. Of het corona is, weet ik niet en zal ik waarschijnlijk ook nooit weten. Maar ik weet wel zoveel andere dingen nu. Dit zijn mijn 53 bedenkingen, lessen, vragen … na een week thuisgevangenis.

  1. Teleshopping bestaat nog.

  2. Ik had mijn laptop gisteren wél moeten meenemen op het werk.

  3. Darth Vader is de vader van Luke?!

  4. Marc Van Ranst staat echt goed met oranje.

  5. Na 4 uur en 32 minuten is de batterij van mijn PlayStation-controller leeg.

  6. De stang van onze gordijnen is, ondanks het uitzicht, niet gemaakt voor optrekoefeningen.

  7. Er liggen nog 29 ongelezen boeken in huis.

  8. De buurvrouw oefent sinds kort elke avond een operavoorstelling in met haar nieuwe vriend.

  9. Ik heb een bruin vlekje onderaan mijn rechtervoetzool.

  10. Het langste gesprek dat ik met Siri kan voeren duurt 21 minuten.

  11. Marc Van Ranst staat ook goed met paars.

  12. ‘3 keer 1 per dag, niet 1 keer 3? En wat maakt jou de Grote Paracetamol-Expert?’

  13. Siri vindt 8,5 centimeter wél groot.

  14. Dus daarvoor dient dat knopje op de microgolfoven.

  15. Pornhub-zoekresultaten stoppen niet na 10 pagina’s.

  16. Ook niet na 50.

  17. ‘Kortademig? Ja. Maar dat kan ook zijn omdat m’n voorraad koffiebonen vandaag onder de 40 gram is gegaan.’

  18. Na de zesde keer is er een beetje bloed bij.

  19. Was dat lichtje naast de webcam ook al aan voor ik op de link in die mail klikte?

  20. Die Harry Potter wordt wereldberoemd, geloof mij!

  21. Er liggen nog 22 ongelezen boeken in huis.

  22. Social distancing voor altijd, maar dan zonder crisis en doden! Groetjes, een introvert.

  23. Het kost een spin (met acht poten) 183 minuten om van onze achterdeur naar de voordeur te geraken.

  24. Voor elke mail die ik delete, komen er twee nieuwe binnen.

  25. Dankzij Pornhub’s ‘Aanbevolen voor jou’ weet ik dat ik blijkbaar onbewust altijd al een stiefzus wou hebben om respectloos murw te neuken.

  26. Spinnen wandelen niet sneller als je er een blokje kaas voor houdt.

  27. Gilles De Coster is de mol, de bewijzen staan in m’n thesis van 300 pagina’s.

  28. Van al m’n toetsen zijn de F en de J het vuilst.

  29. Fok Joe naar die gast op HLN die beweert dat ik niet kan spellen.

  30. Dat hij zichtbaar is in foto’s, bewijst écht niet dat Alex Callier geen vampier is.

  31. Nobody puts Baby in a corner.

  32. Was dat het laatste velletje wc-papier?

  33. Stiefzussen vinden niks opwindender dan puisterige stiefbroers met nektattoos en missende tanden.

  34. ‘Wat ook exponentieel stijgt, Goedele, is mijn mentale gezondheid, voor elk uur dat ik geen nieuws volg.’

  35. Ha kijk, er staat een tekstje in Gmail als je inbox leeg is.

  36. Fuck, twee nieuwe mails.

  37. Muggen zijn niet vatbaar voor corona. We konden maar hopen.

  38. Netflix zelf heeft geen eindcredits.

  39. Stop! Met! Jeuken!

  40. En toch had ik zombies cooler gevonden.

  41. Marc Van Ranst gaat de V-hals terug in de mode krijgen.

  42. Gelukkig beseffen die asociale idioten niet dat vochtig toiletpapier 1.000 keer awesomer is.

  43. Oké ja, maar denk ook eens aan hoe eenzaam mensen met ‘Free Hugs’-bordjes op dit moment moeten zijn.

  44. Als je een stiefzus laat kiezen tussen uitslapen of al pijpend gewurgd worden, kiest ze sowieso het laatste.

  45. Een snor?! Dus da’s niet gewoon Lambik zijn mond?

  46. Willy Vandersteen tekende antisemitische cartoons tijdens WO II.

  47. Hugo Boss maakte uniformen voor de nazi’s.

  48. Wikipedia is de shit.

  49. Radionieuws, voor iedereen die twijfelt of Johny Voners het laatste half uur nog niet is heropgestaan.

  50. Er zijn meer wolken die op Jacky Lafon in een kinderwagen lijken dan je denkt.

  51. Temptation Island, maar dan alleen met stiefzussen. Hier met die Emmy Award!

  52. Marc Van Ranst is de nieuwe Chuck Norris.

  53. Fuck, ik moet nog een week langer in quarantaine blijven.

Dat we de komende weken allemaal een beetje meer Chuck Norris mogen zijn. Blijf binnen, blijf positief en blijf lachen, al is het met flauwe humor als de mijne.

Hou jullie sterk, lieve lezers.

Gatlelijk

 
gatlelijk_kustmijnklotegem.jpg
 

Liefste lezer, ik beloof plechtig dat de column van deze week geen gebakken uitwerpselen, door mijzelf bedreven tantrische seks of beschrijvingen van mijn sixpack met astronomisch hoog aflikgehalte bevat. Al beginnen we wel met een vrouwenkont. Sta me toe om het even uit te leggen.

Ik weet dat ik, door wat ik nu ga zeggen, binnen vijf minuten geboeid uit m’n huis word gesleurd om onverdoofd met een vismes gecastreerd te worden op ons dorpsplein, maar ik moet het kwijt: ik durf al eens een milliseconde naar een welgevormd damesachterwerk kijken als het me voorbijloopt. Walgelijk, I know.

Toen ik een tijd geleden weer zo’n geweldig staaltje natuursculptuur zag passeren, merkte ik echter iets raars op. Het achterste van de vrouw had geen ronding zoals bij de meeste mensen uitgezonderd mezelf. Nee, het ding was hoekig, alsof ze net uit een schilderij van Picasso was gestapt. En zoals je vaak plots overal dat woord tegenkomt dat je een dag ervoor voor het eerst gehoord hebt, zag ik er nog één. En nog één. Wekenlang heeft het mysterie van het geometrische gat, het mysterie van de hoekpoep, me beziggehouden. Tot ik toch eens een milliseconde langer durfde kijken, met het risico dat de vrouw zich zou omdraaien en uit mijn blik zou afleiden dat ik haar in mijn hoofd al aan het penetreren was, terwijl ze met handen en voeten vastgebonden op de pooltafel op het dek van mijn ingebeelde luxejacht lag. Grapje, lieve lezer. Als ik beloof om het proper te houden, doe ik dat ook. Maar terwijl ik dus naar haar zitvlak keek, kreeg ik m’n eureka-moment: da’s potverdikke een smartphone in haar achterzak!

Meteen wierpen een hele hoop nieuwe vragen zich op: is dit iets uitsluitend vrouwelijk? Of loop ik als smartphone-in-zijzak-drager achter? Gaan ze verkeerdelijk denken dat ik iets verberg en níét de duurste iPhone heb die je kan kopen? En ook, wordt die gsm niet supermakkelijk gestolen uit die achterzak? Maar vooral, waarom steek je hem weg en gebruik je de extra tijd niet die je al wandelend op je smartphone kan besteden?

Onze planeet is zo mooi niet. De Brusselse Ring, het perron van Kustmijnklotegem, de tuintjes vol onkruid en misvormde tuinkabouters op weg naar de crèche … Na een tijdje heb je het allemaal wel gezien. En voor autorijden, fietsen of een baby dragen heb je aan één hand genoeg. Maar de pa van Jezus heeft ons er twee gegeven met een reden. En daarvoor is er dat heerlijk lichtende schermpje om in te kruipen, met zo veel leuke dingen om te doen: ontdekken hoe je achterwerk het doet op Tinder (waar het nog charmant is dat mensen je kont checken), vrolijke dingetjes lezen op Facebook, door Instagram scrollen en kijken hoe de ex-collega die je volgt uit medelijden weer z’n tekstjes in je strot probeert te rammen. Ik zeg maar iets.

Wanneer ik rondkijk in de trein, zie ik dat de meeste mensen het gelukkig doorhebben. Met elegante zwanenhals en laserfocus zitten ze te kijken, tikken, tokkelen, liken en swipen dat het een lieve lust is. En geen eentje verveelt zich of moet voor de zesduizendste keer de afschuwelijke achtergevels tegen het spoor zien voorbijflitsen. Ze merken het zelfs niet meer op wanneer ik in een volle wagon aan m’n snikkel begin te sjouwen en mijn hele lading over m’n sixpack met astronomisch hoog aflikgehalte spuit. Wederom een grapje, lieve lezer, we hadden een afspraak.

Gisteren stapte ik al facetimend door Anderlecht, want alleen introverte mietjes bellen nog met de telefoon aan hun oor, toen ik ineens, knots, BOEM, #PAUKESLAG op de grond smakte. Een jongeman die met smartphone voor z’n gezicht metersdiep in z’n TikTok-feed zat, was recht op mij gelopen – enfin, of ik op hem, het maakt al niet uit – waardoor onze telefoons tegen mekaar en vervolgens tegen onze nietsvermoedende koppen kletsten. ‘Lelijk hier, hè?’ zei ik toen ik was rechtgekrabbeld. ‘Gatlelijk!’ antwoordde hij, voor we allebei in lachen uitbarstten. Na een ongemakkelijk dansje van onduidelijkheid wie wie nu links en wie wie rechts ging kruisen, zetten we onze weg al scrollend verder. Onderweg ben ik zeker nog enkele prachtachterwerken met en zonder hoeken tegengekomen, maar ik heb er geen milliseconde naar gekeken, omdat ik gezellig en veilig in m’n scherm zat, zoals het elk normaal, niet pervers mens betaamt.

Sunparks (3)

 
sunparks_krokodil.jpg
 

Lees hier deel 1 en deel 2 van de Sunparks Saga.

Ik sta te kijken naar de grootste verzameling Kyano’s, Shania’s en Dylans die het menselijk oog ooit heeft mogen aanschouwen. Links van me krijst Sky omdat Ashley de opblaasbare donut niet afgeeft. Rechts van me spuwen Jayden, Liano en Iluna zwembadwater naar iedereen die voorbijloopt op de kant. ‘Joy! Joy! Joy!’, weergalmt een echo door het complex. Ik twijfel even of de parkbeheerder ons met propaganda de illusie van plezier in de hersenen probeert te pompen. Maar neen, het zijn de tientallen moeders die tegelijk op hun dochter roepen, waarvan de naam minder uniek blijkt dan gedacht. Ik krijg één meisje in de gaten en stel mezelf de vraag of, als dit neuspeuterende wezentje dat rechtstaand pipi aan het doen is in het kinderbad de verpersoonlijking is van Hope, we er niet beter onmiddellijk mee stoppen op deze planeet.

Waar ik ook kijk, overal vertelt informatieve inktversiering op extreem onder- of overtrainde lichamen van volwassenen me de verjaardag en naam van zowat elk kind onder deze koepel. Wanneer je de kleine gezantjes van de duivel uit dit schouwspel wegdenkt, ziet het geheel eruit als een levend portfolio van een tattoo-artiest die z’n dromen is blijven volgen ondanks de Parkinson. Nergens vind je een overtuigender argument van het feit dat er geen tattooshops zouden mogen liggen in een straal van 15 km rond plaatsen waar alcohol geserveerd wordt, dan hier. Ik zie doodshoofden op bierbuiken, blote borsten op behaarde bovenarmen en misvormde dolfijnen over zwangerschapsstriemen. De bovenbilspleettribal, ondanks al vijftien jaar uit de mode, is hier hipper dan ooit. M’n ogen volgen een man die volgekleurd is van kop tot teen en even vraag ik me af of hij Michael Scofieldgewijs het volledige plan en dús de ontsnappingsroute van het park op z’n lijf heeft staan. Eens dichterbij, merk ik teleurgesteld dat het 17 verschillende spinnensoorten en een half serpentarium zijn die z’n lichaam bevolken.

Overprikkeld van dit alles, ga ik op zoek naar een plek om tot rust te komen. Achter een plastic oerwoud vind ik de verborgen oase die de oudste parkbezoekers duidelijk al allemaal voor mij ontdekt hebben: de bubbelbaden. Ik stap in een bad waarin het water al flink aan het borrelen is van de luchtbellen. Zitten mee in mijn persoonlijke bubbel voor het komende half uur: vier bomma’s. Nog voor ik mij kan zetten, lonkt de eerste al opvallend naar het doorweekt, drijvend stuk stof vlak naast haar. Blijkbaar gelden de wetten van Benidorm ook hier en leggen we onze handdoek op de plek die we willen reserveren. Ik wurm me met moeite tussen het Aftellen-naar-Alzheimer-clubje en voel meteen iets tegen m’n knie stoten. Het blijkt de linkerborst van Oudje 2 tegenover me, wiens kalebassen het gevecht met de zwaartekracht ergens in 1997 moeten hebben opgegeven. Enkele ogenblikken later voel ik aan de luchtblazer in m’n rug dat de jacuzzi pas nu in gang schiet en vraag ik me af van waar die voorgaande bubbels dan eigenlijk kwamen.

De derde bomma, rechts naast me, blijft ongegeneerd staren, ook nadat ik al twee keer oogcontact heb gemaakt. In een poging om onze staarwedstrijd te winnen, geef ik haar m’n obsceenst mogelijke tongbewegingen die ik kan bedenken. Bomma 3 laat zich echter niet van haar stuk brengen. Waar ik niet op had gerekend, was dat Oma 1 tegenover mij duidelijk vatbaar is voor m’n onweerstaanbare avances, al is het niet helemaal duidelijk of ze opgewonden naar me blijft knipogen of een beroerte krijgt. Wanneer ik ook haar tweede borst als de rug van een krokodil naar me toe zie drijven, besef ik dat het tijd is om me uit de voeten te maken. Terwijl ik uit het bad stap, bedenk ik me dat ik Grootmoeder 4 links van me in het voorbije half uur nog geen enkele keer heb zien bewegen. Enkel God en de beveiligingscamera’s weten hoeveel weken het arme mens hier al in het bad hangt.

De dag loopt op z’n einde en maakt plaats voor de volgende, die tot aan de bubbelbadbomma’s toe een exacte replica blijkt van de vorige. Het hele weekend waterpret vliegt voorbij als een kip. Maar op zondagavond gebeurt het. Als een fata morgana zien we de uitgang plots voor ons verschijnen en komt het weekend in een stroomversnelling die de enige en saaiste wildwaterbaan ooit ons niet kon bieden. We maken dat we met de auto aan onze microvilla staan en gooien alleen het hoogst noodzakelijke van onze bagage in de koffer. Deuren toe, motor aan en weg ermee! Alsof ons geluk nog niet groot genoeg is, zie ik de Nederlander in de Corsa naar z’n huisje tuffen. Ik dwing hem om de volledige kilometer in sneltempo achteruit te rijden, bedank hem uitbundig met beide middelvingers, volg de rest van de ontsnappingsroute en rijd met de breedste smile ooit in één trek door naar huis.

Sunparks (2)

 
sunparks_wally.jpg
 

Lees hier deel 1 van de Sunparks Saga.

Na een deugddoende nacht van 3 uur ononderbroken slaap op een matras die enkel Sunparks-brochuremakers en Auschwitz-gevangen als luxueus durven omschrijven, zijn we vertrekkensklaar. Blarenpleisters? Check. Kompas? Check. Drie liter water per persoon? Check check check! Wij dus op trektocht naar het winkeltje voor ontbijt.

Ik klok af op één uur drieënveertig. Maar twee keer verkeerd gelopen. ‘Dat ging verrassend vlot,’ zeg ik, terwijl we het naar chloor ruikende supermarktje binnenstappen. ‘Goh, vlot… Beeld ik het mij in of werden we niet net achternagezeten door een inheemse stam die onze kleren wilde stelen?’ Ik lach naar mijn schoonbroer en stel hem gerust. ‘Ik denk dat het een familie uit Tienen was.’

Het winkeltje lijkt maar één doel te hebben: alle kinderen in het park zo snel mogelijk veranderen in opgefokte monsters, die zo’n zware suikertrip beleven dat je ze rond bedtijd met hun klauwen uit het plafond moet trekken. Chocolade, chips en frisdrank strekken zich uit zover het oog reikt. Water lijkt voorbehouden te zijn voor het zwembad. Mijn vrouw speelt ondertussen Waar is Wally?, waarbij Wally in dit geval een product is met minder dan 400 kilocalorieën. Uiteindelijk geeft ze het op en nemen we ons allemaal een koffiekoek van 7 euro en het enige brood dat we vinden, suikerbrood. De Sunparksstam passeert ons op weg naar de kassa met twee kratten Jupiler en een opengetrokken halve liter in de hand. ‘Overduidelijk Tienen,’ zeg ik tegen m’n schoonbroer.

Na het ontbijt, dat de geschiedenis zal ingaan als ‘en exact op dat moment hebben we met de hele familie diabetes gekregen,’ hoor ik m’n vrouw enthousiast zeggen: ‘Wij zijn klaar voor het dolste wateravontuur van ons leven met niet één, niet twee, maar drie adembenemend snelle aquaslides!’ Ik bekijk haar achterdochtig, tot ik merk dat ze een quote voorleest uit de folder op het salontafeltje. Ondertussen komt m’n schoonvader binnen met opgetrokken hemd. ‘Valt goed mee qua litteken, hè? Ze hebben zelfs gezegd dat ik al direct mee mag gaan zwemmen.’ We bedanken hem met het hele gezelschap voor z’n vrijgevigheid: ‘En of we gaan genieten nu we met vier toestellen op de wifi kunnen!’
‘Ach, ’t is maar een nier, hè,’ wuift hij het voorval weg.

Ik sta in het kleedhokje van het zwembad bewegingen te maken die lijken op een combinatie van de regendans en een epilepsie-aanval. Ik probeer om m’n zwemshort aan te trekken en tegelijk zo’n klein mogelijk oppervlak van m’n voeten in het wrattenparadijs onder me te zetten. Uit het kleedhokje naast mij hoor ik een vrouw met scherpe stem om de vijf seconden op Davy roepen. Na een minuut heb ik door dat Davy al de hele tijd mee in het hokje stond, wat meteen het doffe, ritmische gebonk op de wand tussen ons in verklaart. Wanneer ik Davy en vrouw iets later met peuter uit het hok zie komen, beslis ik voor mezelf dat dit zo’n moment is waarop ik me wat minder vragen moet stellen.

‘De vloer is lava, de vloer is lava…’ Ik loop op m’n tippen naar het toilet om nog snel te plassen, spoel mezelf af onder de douche en voel gek genoeg het kind in me naar boven komen. Ik merk zelfs bijna niet op dat het voetbad eruitziet alsof iemand een bouillon heeft getrokken uit de afvoerputjes van het park. ’Eindelijk nog eens zorgeloos plezier maken,’ zeg ik tegen m’n schoonbroer. We klimmen behendig rond het voetbad, duwen de plastic linten opzij en stappen naar de beloofde, meest onvergetelijke zwem-experience van ons leven.

Wanneer ik het tafereel voor ons zie, hoor ik zelfs boven het rumoer van 300 huilende kinderen het laatste stukje optimisme in m’n lichaam kapotbreken. Het water in de baden heeft een geelbruine schijn, twee van de drie glijbanen staan droog en zelfs de fake planten zijn verwelkt.

Lees hier deel 3 van de Sunparks Saga.

Sunparks

 
sunparks_verhuisdoos.jpg
 

‘Ik roei met de riemen die ik heb in dit epicentrum van getatoeëerde marginalen en kinderen zonder toekomst.’ Positiever dan dat kon ik moeilijk antwoorden toen een vriend me stuurde hoe het weekendje Sunparks me beviel. Ook nu weer, met de krokusvakantie in het vooruitzicht, zet menig jong gezin zich rond de tablet om nog een last minute te boeken naar vakantieparken die je eindeloos speelplezier, ongekende aquafun, heerlijk verkwikkende wellness en grenzeloos avontuur beloven. Laat deze column een waarschuwing zijn voor wat je daar in werkelijkheid te wachten staat. Zie het als een kleine opfrissing van wat je al lang weet, maar hardnekkig probeert te vergeten wanneer je het waanzinnig gelukkige, beeldmooie, met perfecte BMI gezegende middenklassegezin op de brochure ziet. Ik neem het je niet kwalijk, lieve lezer. Maar zeg niet dat ik je niet gewaarschuwd heb. Is het toch al te laat? Dan wens ik je veel sterkte toe, zeker als je er, net zoals ik, als kinderloze dertiger door een of andere ongelukkige speling van het lot bent terechtgekomen.

Vanaf dat ik de bareel achter me in de houder hoor vallen, weet ik het: ‘ik ben gevangen.’ Elke ontsnappingspoging is hopeloos. Wie toch probeert om onmiddellijk terug te keren, ontdekt al snel dat je eerst zigzaggend, lussen draaiend, rond 13 rotondes manoeuvrerend door het volledige park moet, waarin je enige herkenningspunt bestaat uit één huisje dat 700 keer gecopy-pastet werd. Elk domein is dan ook aangelegd als een labyrint waarvan je onmogelijk in minder dan drie dagen de uitweg vindt. Dat besef begint al wanneer je je zogenaamde luxebungalow probeert te bereiken. Mijn eindbestemming is huisje 186, dat ik een halve benzinetank en één echtelijke ruzie later helemaal achteraan in het park vind. Want iedereen weet dat je huizen logischerwijs altijd nummert van achter naar voor, zodat je bij de ingang uitkomt op 763 en zeker niet bij 1.

Wie dacht dat de villa vinden de enige hindernis was om in zeeën van ontspanning en relaxatie te duiken, ziet duidelijk nog iets, of beter iemand, over het hoofd. Ook deze keer ontbreekt hij niet. De Nederlander. Dé Nederlander die, met z’n vrouw en twee kinderen die lijken op patatten met petjes, de volledige weg blokkeert om de meest volgepropte Opel Corsa ooit uit te laden op een manier die je doet twijfelen of onze tijd hier op aarde nu wel of niet eindig is. In een tijdsspanne van 20 minuten claxonneer ik 17 keer naar mijn Nederlander, waarop die vrolijke flapdrol z’n duim opsteekt om fluitend petanquebal per petanquebal verder naar binnen te dragen. Wanneer de familie Mindful Uitpakken haar meditatiemoment er eindelijk heeft opzitten, wordt duidelijk dat ons huis – uiteraard – in een doodlopend stuk van de doolhof staat en dwingen de felle achteruitrijlichten van de Corsa me tot nog een kleine kilometer achterwaarts autorijden vooraleer ik zelf aan het uitladen kan beginnen.

Op onze luxury lodge heb ik verbazingwekkend genoeg niets aan te merken. Dat komt waarschijnlijk doordat ik gebruik maak van de zelfbedachte Twistertactiek. Zo zit ik vanaf ik door de voordeur stap niet in iets wat lijkt op een klerenkast met muren, maar wel in het grootste Twister-speelveld ooit. In mijn beleving ben ik dus níét aan het schuren met de schoonmoeder om een mes uit de schuif te kunnen pakken terwijl zij spaghetti staat te koken. Wel ben ik weer een stap dichter bij de overwinning in het weekendlange behendigheidsspel waarbij alleen de gekleurde stippen ontbreken. Mij zal je dus niet horen klagen over het feit dat het onmogelijk is om tv te kijken zonder dat de kont van een huisgenote je oor plet, terwijl je andere huisgenoot door zijn neus moet ademen omdat je knie tegen z’n kin zijn mond blokkeert. Noch spot ik met het feit dat de gemiddelde verhuisdoos groter is dan deze premium cottage. Verhuisdoos of vakantievilla, aan de kartonnen muren waarachter je de Oost-Europese buren hoort drinken, zingen, roepen, kotsen, neuken en snurken – in die volgorde – ontsnap je toch niet. En hoort het per slot van rekening niet bij het vakantiegevoel dat je om twee uur ’s nachts wakker wordt van iemand die vier huisjes verder z’n slaapkamerdeur dichttrekt?

Lees hier deel 2 van de Sunparks Saga.

Chinese vrijwilliger

 
fortune_cookie_corona.jpg
 

Het plan was onfeilbaar. Ik was de Chinese vrijwilliger. Ik zou het oplopen doordat een Chinees kindje een gemene hoestbui had gekregen tijdens het in mekaar zetten van het laatste nieuwe Apple-product, dat ik uiteraard zou gekocht hebben. Ik zou, zoals gewoonlijk, de geur van mijn nieuw Apple-product inhaleren nog voor ik het goed en wel uit de verpakking had gehaald. En ik ging de eerste zijn. Ik zou sterven als BV en mijn vrouw achterlaten met miljoenén, enerzijds door de schadevergoeding, anderzijds doordat m’n columns zouden verkopen voor karrenvrachten gele eurobriefjes. Want net als bij pakweg Van Gogh zal ook mijn oeverloze, niet in woorden te bevatten talent pas erkend worden wanneer er maden uit m’n oogkassen kruipen – die oogontsteking in 2015 niet meegerekend. Ik had het allemaal uitgekiend. Maar helaas, een ander genie is me voor geweest.

Deze week is namelijk de eerste Belg met het coronavirus gesignaleerd en ik ben het jammer genoeg niet. Welk product Philip Soubry – want zo heet de held – aan de man wil brengen of welke carrière hij ambieert is nog niet duidelijk, maar geloof mij, als hij het overleeft is deze gozer binnen. Een boekendeal, filmfranchise, z’n kop op flesjes Corona-bier, een naar hem vernoemde Quickburger en een huwelijk met een (al dan niet oude) Miss België zijn op dit punt onvermijdelijk. Deze man heeft 2020 nu al gewonnen. Je ziet hem gegarandeerd terug in het volgende seizoen van De Slimste Mens. En gelijk heeft hij. In deze maatschappij, waarin iedereen zich de superster van z’n eigen wereld waant, waarin we leven voor de likes en waarin 15 minutes of fame veranderd zijn in 15 seconden, kan je de aandacht die je krijgt niet meer gewoon grijpen en uitmelken. Je moet die cashcow vetmesten en verkrachten tot het beest schubben heeft aan de binnenkant.

Hoe de Belgisch Kampioen Corona het virus opliep, daarrond circuleren verschillende verhalen. Soubry was alleszins nog niet bijna in de buurt van China geweest. Hijzelf beweert gedineerd te hebben in restaurant Hong Kong in Dadizele, alwaar de chef-kok die in Wuhan geboren is met het corona-gen, het niet langer kon houden van de krampen en in een emmer in de keuken heeft gescheten. Het eerste gebod van de bijbel voor chef-koks, Ons Kookboek van KVLV, zegt namelijk: laat nooit je fornuis alleen. Wat hij niet wist was dat in eenzelfde emmer ernaast beslag zat om de fortune cookies voor de gasten van die avond te bakken. Door een ongelukkig toeval heeft de keukenhulp, die eerder zelf op het toilet zat, die twee emmers omgewisseld en 20 minuten later zat Philip Soubry nietsvermoedend het smerigste, maar meest lucratieve gelukskoekje uit z’n leven te eten.

Nu treft het dat het coronavirus het snelst wordt doorgegeven via gebakken feces. Maar dat had Soubry makkelijk kunnen opzoeken, om er daarna dit nogal onwaarschijnlijk verhaal rond te fabriceren. Interessanter is de verklaring van Soubry’s vrouw. Die zegt dat haar echtgenoot al jaren achter haar rug om kelders met illegale Chinese jongetjes bezoekt en hij er bij wijze van fetisj hele avonden in niets dan een pamper over de grond kruipt, terwijl de kinderen hem fruitpap voederen en boeken van Annie M.G. Schmidt in een Mandarijns dialect voorlezen. Mogelijk heeft hij een van die jongetjes zo ver gekregen om in een emmer te schijten, het goedje te bakken en het verkruimeld met Vitabis bij hem naar binnen te lepelen. Zoals ik al zei wordt het virus het makkelijkst doorgegeven via gebakken feces. Dat verklaart meteen ook van waar het absurde verhaal komt dat Soubry zelf aan de media blijft vertellen.

Ach, wie maken we wat wijs. Natúúrlijk is dit alles in scène gezet. Waarom authentiek en arm blijven als je met een leugentje om bestwil blokken goud kan kuchen? Philip Soubry is geen corona-overlevende. Philip Soubry heeft zelfs nog nooit een verkoudheid gehad. Philip Soubry is een kerngezond man met een geniaal plan om z’n personal branding en z’n bankrekening te rocketboosten op de rug van het coronavirus. En daarom verdient deze man dubbel en dik elke cent van het fortuin dat op dit moment binnenstroomt. Ik zal alvast in de Quick met smaak zitten genieten van een Soubry Supreme, wetende dat ik mijn steentje heb bijgedragen aan iemands welverdiende renteniersleven. En net als bij kunst zullen de mensen zeggen dat ze dat zelf ook allemaal hadden kunnen bedenken. Maar net als bij kunst zal iemand hen vertellen dat zij niet diegenen waren die het als eerste bedacht hebben.

Pijlen

 
pijlen_silhouet.jpg
 

Zo’n twee weken geleden zag ik vlak voor mijn neus een gruwelijke botsing gebeuren in een van de drukste eenrichtingsstraten van het anders immer vredige Heist-op-den-Berg. Dodelijke slachtoffers waren er op het eerste zicht niet, maar het asfalt vol levenloos kalfsgehakt, gebroken Mama Mia’s en uiteengereten stukken knolselder zorgde voor een enorm wansmakelijk tafereel. De bestuurder in fout, een oud besje van een jaar of tweeënzeventig, had een meisje van in de twintig zonder uitkijken frontaal geramd, terwijl die laatste nietsvermoedend (en tevergeefs) spaghettisaus zonder suiker aan het zoeken was. Het was verschrikkelijk. Toen ik zeker wist dat ik geen derde keer ging flauwvallen, richtte ik me tot de oude vrouw, die, na een halve pallet Weense worstjes op haar hoofd te krijgen, wat verdwaasd om zich heen keek. ‘Dat komt ervan als je de pijlen niet volgt hè, ouwe taart.’

De pijlen, ja. Ik ben er zeker van dat niet mijn leeftijd, maar de tegen-het-verkeer-in-rijdende Colruytbezoekers elke donderdagavond de grootste reden zijn van mijn opkomende grijze haren. Als ik nog één keer iemand hoor zeggen dat die pijlen ‘vrijblijvend’ zijn, sla ik hem – of haar, want ik haat seksisme – vrijblijvend in een ziekenwagen. Pijlen schilderen voor het geval iemand ze zou willen volgen, is hetzelfde als verkleed als frietzak naar je werk gaan voor het geval er onderweg nog iemand zin heeft om carnaval te vieren. Ofwel doen we het allemaal, ofwel niemand. Maar ze staan er, dus je muil houden en de pijlen volgen is de boodschap. Anders gebeuren er ongelukken, zoals nu dus.

‘Maak je geen zorgen,’ zei ik terwijl ik het twintigjarige slachtoffer te hulp schoot, ‘ik weet wat ik doe. Ik heb de eerste les van m’n basiscursus EHBO net achter de rug.’ Ze probeerde iets te zeggen, maar kwam niet verder dan wat gebrabbel, dus ik stelde haar nogmaals gerust en zei dat alles goed kwam. Toen ze eindelijk alle stukjes ongekookte tagliatelle uit haar mond had gevist, zei ze me dat een hartmassage écht niet nodig was en vroeg ze – naar mijn gevoel wat onbeleefder dan je je levensredder toespreekt – of ik misschien haar borsten wou loslaten. Hetgeen ik onmiddellijk deed, want ik ben geen viespeuk. Ik excuseerde me en vroeg haar gsm-nummer, zodat we later de terugbetaling konden regelen van haar trui, T-shirt en beha die ik had opengeknipt voor het geval ze geopereerd moest worden. Terwijl ik dat zei, zag ik vanuit m’n ooghoek de oude heks op ons af kruipen.

Het zijn niet de pijlen alleen, trouwens. Wekelijks zie je ze met meer komen, de families die oprecht geloven dat de Colruyt een walking dinner is. Met het hele, zevenkoppige gezin vreten en zuipen ze zich een indigestie aan gratis wijn, koffie, toastjes met pitasla, chips, kauwgom, M&M’s, stukken appelsien en blokjes abdijkaas. En elke week worden die Bourgondiërs assertiever. Ik zweer het je dat ik onlangs iemand een fles wijn uit het rek zag pakken, zag weggaan, zag terugkomen met een kurkentrekker die nog in de verpakking zat, en daarna de fles zag openen om ze glaasje na glaasje soldaat te maken. Nochtans was de Châteauneuf-du-Pape niet de proever van de week. Toen we wat later op een zaterdag de Colruyt binnenkwamen en in de eerste gang al overduidelijk met onze kar los door iemands babyborrel reden, zei ik tegen m’n vrouw ‘Nu is het genoeg. Vraag maar opslag op je werk. Vanaf volgende week gaan we naar de Delhaize.’

'Mijn hart, mijn hart,’ schraapte de oude kraai, die zich ondertussen met één arm tot bij het meisje en mij had gesleept. Geen twee keer, dacht ik. Ik ben geen viespeuk. Dat mens wil duidelijk gewoon dat ik aan haar borsten zit, iets wat wel vaker gebeurt wanneer vrouwen mij voor de eerste keer zien. Dus ik stapte over haar, wees nog één keer duidelijk naar de pijl op de grond, en zette m’n winkeltocht in de juiste richting verder. Vlak voor de kassa maakte ik bijna een achterwaartse salto omdat de Gran Barón van dat mens tot aan de diepvriezers was gelopen. ‘Al wat die achterlijke rimpeldoos moest doen was de pijlen volgen,’ hoorde ik mezelf tussen m’n tanden door zeggen.

Meer heb ik er nadien niet meer van gehoord. Een week later, toen ik door de gang met pasta reed, zag ik dat er iets voorbij de pijl een of ander silhouet op de grond was getekend. ‘Nog schoner,’ dacht ik. ‘Als de kinderen hier nu na het eten ook al gaan beginnen spelen met stoepkrijt, hebben we het allemaal gezien!’ Opslag of niet, volgende week ga ik écht naar de Delhaize. Al blijf ik toch enorm sceptisch of dat wel kan werken, zo’n winkel zonder pijlen.

Kamp Waes

 
kamp_waes_choco_fly.jpg
 

‘Putain ket, hebt ge ’t gezien gisteren? Die laatste proef met dat zwembad vol weessokken, hitsige hyena’s en poepgelei?! Onwaarschijnlijk!’ Toen zelfs het dakloze vrouwtje naast het Zuidstation het belangrijker vond om me aan te spreken over de laatste aflevering van Kamp Waes, dan om geld te vragen, begon het me te dagen. Ook de week ervoor was zowat iedereen erover begonnen, van de uroloog die m’n penisverkleining zal uitvoeren tot de vrouw in Café De Kopstoot in Wezemaal, die achter me mee het genderneutrale (lees: enige) toilet binnenglipte en me gretig begon te bepotelen, terwijl ik echt heel dringend moest urineren. Maar het was op die woensdagochtend in de Brusselse Fonsnylaan dat het helemaal tot me doordrong: ik ben de laatste Belg die nog niet naar Kamp Waes kijkt.

Laat me even de opzet van Tom Waes z’n laatste creatie schetsen, zodat ook m’n honderdduizenden Nederlandse lezers mee zijn. In Kamp Waes geven enkele hypersportieve Vlamingen zich vrijwillig op om vernederd te worden terwijl ze onmogelijke opdrachten moeten uitvoeren, zoals een nieuwe pot Nutella openen zonder dat het papiertje aan de rand blijft hangen, of een das knopen binnen het half uur zonder een deur in te stampen. Dat gebeurt allemaal onder toezicht van onze Special Forces Group, een ultragetraind, multigeskilled superteam dat snel inzetbaar is wanneer er in ons land dringend potten Nutella geopend of dassen geknoopt moeten worden. Tom z’n rol beperkt zich tot toeschouwer en voice-over van het ding. Hij doet dat aan de zijde van een man die zich ‘de Fly’ noemt en eruitziet alsof hij elke ochtend de melk van z’n ontbijtgranen in zijn baard morst. Meester Fly schreeuwt de kandidaten dingen toe als: ‘zielige watjes, als jullie nog één keer de dooier van mijn spiegeleieren laten uitlopen, bijt ik jullie piemel eraf en kots ik hem terug uit in jullie bakkes! Het kan me niet schelen dat je een vrouw bent!’ En ‘Degene die er niet in slaagt het volledige debuutalbum van Twarres te beluisteren zonder dat het bloed uit z’n oren spuit, draai ik een tong tot z’n amandelen paars zien! Het kan me niet schelen dat je een vrouw bent!’

Maar terug naar de sympathieke Tom, want laat er geen twijfel over bestaan, net als elke fatsoenlijke Vlaming ben ik fan van het fenomeen Waes. De man veroverde m’n hart als de broer van Bart in Het Geslacht De Pauw, in de tijd dat we nog over Bart De Pauw spraken en alleen zijn familie bedoelden als we het over z’n geslacht hadden. Enkele jaren later volgde Tomtesterom, waarin Koning Waes met z’n legendarische prestaties record na record brak, te beginnen met dat van meest vergezochte woordspeling voor een tv-reeks. En zo arriveerden we bij Reizen Waes, een programma waarin reisleider Tom ons meenam naar enkele obscure hoekjes van de wereld die het ontdekken waard waren. Opnieuw een schot in de roos, al had ik het persoonlijk wat moeilijk met de aflevering waarin hij in Groenland met z’n gastheer zeehondjes ging doodknuppelen, omdat de kinderen er verzot zijn op zeehondjesbloed en het goedje letterlijk met emmers naar binnen gieten. De uitzending waarin hij door een magnifieke speerworp de jacht op een 10-jarig albinoweesje in Tanzania won, behoorde dan weer tot een van de mooiste tv-momenten van het laatste decennium.

Tegen de tijd dat Wauters vs. Waes op het scherm kwam, hadden we al lang geen programma meer nodig om te weten dat onze God het zangertje van Clouseau zou vermorzelen in zowat elke uitdaging mogelijk. Met succes een koe insemineren? Waes. (Koen leerde pas na de proef dat de procedure geen seksueel contact vereist.) Een man met een verstandelijke beperking opleiden tot je vaste klankman? Waes. Enkel de test waarbij de heren al skydivend de vijfde van Beethoven moesten naspelen op de neusfluit, leverde Koen een overwinning op. Hoe multigetalenteerd ook, tegen de neus van Koen Wauters is niemand opgewassen. Met dat ding kan je dan ook een hele provincie in de schaduw leggen.

En nu is er Kamp Waes dus. In de aflevering die ik zag, werd er iemand uitgeflyerd omdat hij zijn wapen was vergeten. Maar zeg nu zelf, zouden we die deelnemer niet beter belonen? Want wat is er Belgischer dan Special Forces die zo amateuristisch zijn dat ze hun wapen vergeten? Geloof mij, van de vier militairen die dagelijks door het station van Brussel-Zuid flaneren, loopt er altijd minstens één bij die z’n machinegeweer op de keukentafel liet liggen en luchtgitaargewijs doet alsof hij wel degelijk een mitraillette in z’n handen heeft. Geen haan die er naar kraait. En misschien is dat wel de belangrijkste skill om bij de SF, het Belgisch leger of welke andere Chiro-afgeleide te horen: oplossingsgericht denken. Tot de Fly en co daar rekening mee houden, blijf ik de enige Belg die niet voor de buis zit wanneer de heer Waes, uit pure bescheidenheid, presenteert in plaats van proeven doet. Want we weten allebei dat Tom moeiteloos het papiertje van een pot Nutella knipoogt, terwijl hij vlotjes een das knoopt, van elke weessok terug een paar maakt, rustig elke hitsige hyena tot bedaren brengt en zich terecht afvraagt waarom er in godsnaam zo veel poepgelei in dat zwembad ligt.

Kai-Mook

 
kai_mook_string.jpg
 

Toen ik gisteren aan het pissen was, vroeg ik me ineens af hoe het eigenlijk nog met Kai-Mook zou zijn. Ik herinner mij dat we met de hele natie zo uitkeken naar de komst van dat geslurfd mirakeltje, alsof het uit de baarmoeder zou komen met een oplossing voor het gat in de begroting, een geneesmiddel tegen kanker en het geheim van hoe je bechamelsaus zonder klonters maakt. Er hingen zelfs camera’s in de kooi van hoogzwangere moeder Phyo Phyo – olifanten geven evenveel om privacy als de gemiddelde Facebookgebruiker – zodat iedereen live kon zien wanneer het grote moment was aangebroken. En wij zaten allemaal zo dicht met onze neus op het scherm dat we de olifantenschede bijna konden ruiken.

De dag dat het schattig, gerimpeld jong eindelijk haar hoofdje liet zien, was iedereen buiten zichzelf van vreugde. Alle mannelijke bezoekers van ZOO Antwerpen mochten gratis binnen als ze hun broekzakken binnenstebuiten keerden, hun rits openzipten en hun eigen kleine Kai-Mook vrolijk lieten rondbengelen, mits de belofte dat het hele zoobezoek lang te doen. Vrouwen mochten binnen zonder betalen als ze aan de entree hun panty’s uittrokken en op handen en voeten de bevallende Phyo Phyo met een maximum aan inlevingsvermogen imiteerden. Sommigen gingen zo ver om in de trein op weg naar de zoo al een olifantenknuffel in hun gleuf te proppen en die er dan tijdens het spektakel, tot grote verbazing van de toegangsbedienden, met pijnlijke olifantenkreten uit te baren. Deze dames kregen er terecht nog een bonnetje bovenop voor een gratis glas cava in Grand Café Flamingo.

En zo ging het in de dagen na de geboorte en heel het land vierde feest en we zongen olifantenliederen, en we bakten baby-olifantenkoekjes met onze kinderen, die we deelden met onze buren – de koekjes, niet de kinderen – en homo’s werden in mekaar gestampt, want zelfs een hartverwarmend fenomeen als een geboorte in een bedreigde dierenfamilie kan helaas niet voorkomen dat er dagelijks homo’s in mekaar worden gestampt, ondanks het feit dat ze al lang voor de hype fan waren van harige slurven en we eindelijk allemaal even één ding meer gemeenschappelijk hadden.

En dan bleek dat dat olifantje, dat om op te vreten was en waar we ons jarenlang peter en meter van voelden, zich op 7-jarige leeftijd al rijp genoeg achtte om zelf moeder te worden! En allemaal waren we gedegouteerd van die kleine kinderhoer die heel de tijd een rolletje had gespeeld en die, terwijl onze kinderen zich allemaal verkleedden in baby-olifantjes met carnaval, had liggen vogelen met elk beest in de dierentuin dat nog niet eens een beetje een slurf had!

Het laatste wat ik er daarna van gehoord heb, is dat ze de sloerie van haar slagtanden hebben beroofd, dat ze twee van haar poten hebben afgezet (links voor en rechts achter), en dat Peter Goossens ze een tijdlang in Hof van Cleve geserveerd heeft als ‘verrassingsnuggets met krokantje van ivoorstamperbloesemblad.’ Daarna hebben de dierenverzorgers haar op een boot richting Afrika gezet met de woorden: ‘ik hoop voor jou dat het lang duurt voor de jagers je vinden, maar ik zou er niet te hard op rekenen, schijnheilige dinosauruskut. Als de Afrikaanse olifanten je al niet eerder weten te strikken, want naar het schijnt lusten die Aziatische olifanten rauw en hangen ze ze op in de hoogste boom of gooien ze hen dood met brandende neushoornkak.’

Sindsdien staat er in de vuilste uithoek van Planckendael een kartonnen olifant die Kai-Mook moet voorstellen. En iedereen kan zien dat het niet de echte is, maar niemand komt ernaartoe om het effectief te ontdekken, omdat iedereen in ons land het gehad heeft met die walgelijke dierenslet, die ons heel even weer liet geloven in een betere wereld waarin wonderen bestaan, waarin we ons allemaal verbonden voelen en we beseffen dat we veel meer kunnen bereiken als we ons achter hetzelfde doel scharen. En 11 miljoen Belgen bleven gedesillusioneerd achter, ons dood schamend over hoe we allemaal toch zo kinderlijk naïef hadden kunnen zijn.

WhatsApp

 
whatsapp_ongelezen_berichten.jpg
 

Maar weinig uitvindingen hebben ons leven zo radicaal veranderd en verbeterd als WhatsApp. Veel mensen herinneren het zich niet meer, maar er is een tijd geweest dat we om elkaar te bereiken, een bericht moesten sturen via sms, als barbaren. Na 160 karakters verdubbelden de kosten van zo’n sms’je zich al, waardoor we gedwongen werden om onze hersenen te pijnigen en na te denken voor we iets stuurden. Wat wil ik zeggen en hoe formuleer ik dat kort en duidelijk? Het was me wat, die dagen. Ik wil niet weten hoeveel tijd ik verspild heb aan al die onnozeliteiten, in plaats van snel snel en gratis mijn vraag te stellen in 11 aparte, met vrolijk geluidje aangekondigde berichten.

Hey

Çavakes?

Seg

Snel vraagje

Heb je mijn mailtje dat ik juist gestuurd heb al gezien?

’t Gaat over dat feestje

Van binnen twee maand.

Je moet niet direct antwoorden, hoor.

Er is toch niks, he?

Anders moet je ’t laten weten he!!

Ik maakte me gewoon zorgen omdat je nog niet geantwoord had…

Sinds de grote doorbraak van WhatsApp hebben mijn vrouw en ik een klein traditietje in het leven geroepen. Zo vieren we het wanneer rond kwart na elf ’s avonds de 1.000ste melding van de dag binnenkomt. Dan stoppen we abrupt met passioneel de liefde te bedrijven, trekken we onze kleren aan, halen een gekoelde fles champagne in de nachtwinkel en zetten we koers naar het huis van de verzender. Rond middernacht zijn we ter plaatse en drukt een van ons twee – we wisselen af – enthousiast op de bel. Een symbolische, analoge melding van onzentwege, zeg maar. Vaak is de gelukkige winnaar wat verward en slaapdronken en worden de kindjes huilend wakker, van geluk natuurlijk, wat de ontlading alleen maar groter maakt. Voorlopig heeft nog niemand het gezegd, maar wij hebben geen woorden nodig om te weten dat mensen dit enorm appreciëren. Hoe kan het ook anders? Wij zeggen: ‘bedankt om ons het gevoel te geven dat we op elk moment van de dag onmisbaar zijn. En right back at ya, wij kunnen zelfs ’s nachts niet zonder jou.’ Meestal vertrekken we dan rond 1.30 uur. Om 6 uur ’s ochtends sturen we hem of haar nog een whatsappje of 15 om hen nog eens te bedanken en een fantastische dag toe te wensen. Je appreciatie voor elkaar tonen, meer mensen zouden het moeten doen.

Soms gebeurt het dat de 1.000ste notificatie al veel vroeger op de dag binnenkomt. Dat heb je natuurlijk met die levendige groepjes. En na WhatsApp zelf, zijn die groepjes voor mij de beste uitvinding van het voorbije decennium. Ikzelf ben er van zo veel als ik kan lid, want waarom zou ik niet? Mijn motto is: voor alles is er wel een passend groepje te maken. Zo zit ik sinds kort in een WhatsApp-kliekje van mensen die áltijd te weinig geld terugkrijgen van drank- en snoepautomaten. Verder is er het groepje familieleden die al 7 jaar tevergeefs proberen af te spreken. En ten slotte zit ik ook in de WhatsApp van de fanclub van vochtig toiletpapier, regio Zuiderkempen. Ik probeer al lang een groepje samen te stellen met bewonderaars van Ruben Van Gucht die even grote fan zijn van Ruben Van Gucht als Ruben Van Gucht zelf, maar ik ben nog altijd op zoek naar een extra persoon om een groepje te kunnen maken.

Mijn favoriete groepje is echter dat van de collega’s die vinden dat mekaar 40 uur per week zien en horen veel te weinig is om efficiënt te kunnen samenwerken. Tijdens het werk moet er namelijk bijgebabbeld worden over weekends en avonden en dan is WhatsApp enorm handig om ’s avonds het overige werk te kunnen regelen. Verder zorgt het er ook voor dat de grens tussen collegialiteit en vriendschap vervaagt, wat alleen maar helpt bij het vermijden van de ziekte van de tijd met de grote B: burn-out. Want zo wordt je werk eigenlijk gewoon een plek waar je rondhangt met je vrienden. En ik heb nog nooit iemand een burn-out weten krijgen van vriendschap. Dat maakt WhatsApp niet alleen de uitvinding van de eeuw, maar ook het eerste geneesmiddel van een ziekte waar we tot nu toe nog geen medicatie voor hadden. En daarvoor wil ik de uitvinders, en uiteraard de sympathieke man die WhatsApp enkele jaren geleden gekocht heeft, Mark Zuckerberg, oprecht voor bedanken. Het liefst via WhatsApp zelf uiteraard, alleen raak ik jammer genoeg niet meteen aan hun gegevens.

Slechte voornemens

 
slechte_voornemens_trofee.jpg
 

De uitgelopen mascara op het gezicht van het molligere meisje verraadt dat ze gehuild heeft. Een oudere vrouw slaat een arm rond haar schouders en fluistert haar iets toe. Wat verderop grijpt een man met beide handen naar z’n borstkas alsof hij enkele minuten geleden dacht nooit nog zuurstof in z’n longen te kunnen zuigen. Rondom het gebouw is het asfalt bestempeld met honderden rode voeten, allemaal stapten ze door de wijnkleurige plas naast het lichaam. In de verte nadert een sirene, terwijl achter het enige raam dat nog heel is, de eerste loopband zachtjes in beweging komt.

Ja, het was ook deze 2de januari weer heftig toen de gemotiveerde mensenmassa het fitness center probeerde binnen te raken. Wat me meteen bij mijn vraag brengt. De vraag die je al lang wilde horen, maar die je jezelf nog nooit durfde stellen. Zullen we het dit jaar gewoon eens laten voor wat het is, lieve lezer?

Kijk, het laatste wat ik wil doen is je schofferen. Maar geef toe, we maken ze tóch niet waar. Nu niet, vorig jaar niet, twintig jaar geleden niet. Het enige waar we onszelf mee opzadelen is een gevoel van mislukking dat zwaarder weegt dan ons walgelijke lichaam in post-feestdagenmodus. En daarvan wil ik je dit jaar besparen. Noem het mijn nieuwjaarsgeschenk voor jou: weg met die goede voornemens.

Begrijp me niet verkeerd, er is niks mis met ambitie. Ikzelf ben al 10 jaar op rij getransformeerd in een kruising tussen Jerommeke, Pascale Naessens en Ingeborg. Ik crossfit mezelf uit m’n kledingmaat, vreet mij een overdosis aan vitamines en mediteer mezelf een gat in het plafond. Tegelijk raak ik geen druppel alcohol meer aan, zorg ik ervoor dat suiker en ik te allen tijde minstens twee straten van mekaar verwijderd zijn en blink ik wekelijks de trofee voor meest gestofzuigde huis van de eeuw op. Alleszins, zo zie ik het voor mij op 1 januari.

De werkelijkheid echter, da’s andere kost. Tot half januari waan ik me nog de nieuwste health guru en inspireer ik de wereld via YouTube met hoe ik 10 sit-ups per dag doe en één keer friet in de week eet in plaats van drie. In de derde week van het jaar lukt zelfs dat niet meer en is de enige sport die ik nog doe de olympische discipline ‘zo veel mogelijk Doritos tegelijk in één mondholte proppen’. Om mezelf beter te voelen, uiteraard. De logica daarachter is me na al die jaren nog altijd vreemd, lieve lezer, maar hier, neem ook een chipje.

Ik beken dat ik ze zelf ook al had opgelijst, mijn goede voornemens voor 2020. Geen vervallen lasagne van de Aldi meer eten. Geen pepperspray meer spuiten in de ogen van de Turkse man die mijn dürüm komt afgeven aan de voordeur. M’n hand minder opvallend in m’n broek steken wanneer er een vrouw tegenover me komt zitten op de trein. En stoppen met lazarus in de tuin van de overburen te schijten, vooral omdat ik daarvoor altijd eerst uit de zetel moet komen en omdat het triest is om te zien hoe onze buur vastberaden is de vos te vinden die elke week z’n tuin onderjorist met iets wat lijkt op oranje pannenkoekenbeslag met brokjes groen gehakt.

Maar waarom al die moeite doen? Zowel jij als ik weten toch dat ik het niet volhou. Meer nog, tijdens oudejaarsnacht zat ik om exact 3 na 12 al gehurkt tussen de perfect getrimde buxus en het rozenperkje, niet wetend welke lichaamsholte er als eerste die emmer wijn en dat hertenkalf zou uitgooien. En toen gebeurde er iets magisch. Terwijl ik daar in m’n blote reet boven de grond hing te zwalpen, hoorde ik het. Een donderslag. Waarna de hemel onmiddellijk oplichtte en ik getrakteerd werd op het prachtigste licht- en kleurenspel dat m’n ogen ooit mochten aanschouwen. En toen wist ik het zeker. Een duidelijker teken kon het universum mij niet geven. Je bent goed bezig, Hans. Je hebt gelijk. ‘Weg met die goede voornemens,’ schreeuwde ik lachend naar de hemel, terwijl ik delicaat als altijd m’n anus afveegde met een handvol vers geplukte rozenblaadjes.

Tje

 
tje_kleinere_medemens.jpg
 

Het spijt me, lieve vrienden. Deze week geen gewone column, maar een columnpje. Een blogpos’je, zeg maar. Ik schrijf op dit moment dan ook geen zinnen, nee, ik typ woordjes op mijn laptop in een gezellig barretje, waar ik straks met het kaartje 7 euro’s en 40 centjes betaal voor mijn koffietje, fruitsapje en bruiswaterke. Nee, het kasticketje moet ik niet hebben.

De wereld is geen kleuterschool. Niet alles moet verkleind, vercutesiepied en verknuffeld worden. Vooral het middenstandje heeft hier een aangeboren talent voor. Maar een rekeningske van 98,99 euro, blijft een factuur van 100 ballen. We schuiven toch ook niet aan in file’tjes van een vijftal kilometertjes? We staan godverdomme anderhalf uur stil.

In de andere richting moeten we dingen ook niet groter maken dan ze zijn, gewoon omdat dat beter klinkt. Als je dokter je vertelt dat je een tumor hebt, maar nog wel 60 volledige dagen te leven hebt, betekent dat nog altijd dat je binnen twee maand langs de minst leuke kant van de bodem ligt.

In de donkere periode van m’n leven dat ik nog naar de kapper ging bij de gemanicuurde racistische zwijnen van Kreatos, mocht ik elke keer tijdens het wachten mijn nameke op een papiertje schrijven. Want blijkbaar ben ik 6. Tot ik een keer zo opgewonden raakte tijdens de hoofdmassage aan de wasbak dat ik daar een kapster door mijn boxershort en broek heen recht in haar van blokjes voorziene muil heb gespoten. En dan wel, natuurlijk. Dan maken ze er ineens iets groots van. Ik heb haar gezegd dat het een ongelukske was, en dat dat allemaal makkelijk weg te slikken of spoelen was met een watertje of een douche’ke. Maar het spreekt voor zich dat ze daar nadien mijn nameke kenden en ik op zoek moest naar een nieuwe plek om mijn haartjes te laten knippen.

Onlangs ging ik naar zo’n wellnessgedoe voor een sportmassage en zei de vriendelijke vrouw aan het onthaal dat ik mocht meegaan met haar collegaatje. Ik verwachtte dat een vijfjarig massagewonder, of erger nog, een dwerg, zich tevoorschijn zou toveren van achter de balie. Laat het duidelijk zijn dat ik geen probleem heb met de kleinere medemens, maar het idee dat een dwerg met die rare vingertjes aan de op één na meest intieme delen van mijn lichaam gaat komen, is voor mij toch een brug te ver. Er valt over te discussiëren, maar Ik heb een min of meer volwassen lichaam, dat vraagt bijgevolg om behandeld te worden door voldoende grote, volwassen handen. Dat lijkt me maar logisch. Het collegaatje bleek gelukkig een volwassen vrouw te zijn en het feit dat ik noch van een kind, noch van een dwerg een massage kreeg, maakte me meteen ontspannen. Maar toen ze mijn tepels met haar tong begon te sportmasseren dat het geen naam had, raakte ik zo opgewonden dat ik door mijn wegwerponderbroekje door recht in haar muil heb gespoten. We konden er gelukkig allebei om lachen, maar het spreekt voor zich dat ik beter op zoek ga naar een andere plek voor m’n sportmassages.

En zo is het altijd wel iets. Wanneer ik stop met typen, merk ik dat we 10 uur al ruimschoots gepasseerd zijn. Dus wenk ik de serveuse en zeg ik wat ik al heel de ochtend heb willen zeggen, maar heb weten te onderdrukken. ‘Voor mij een Duveltje.’ Ik moet het toegeven, die verkleinwoordjes zijn eigenlijk nog zo’n slecht concept niet.